De onzichtbare getuige in het voortbouwend appel
25 september 2014
De gammele achterdeur van de wietkweker
17 oktober 2014
Show all

Nog maar een paar jaar geleden is Wilders in een overigens aanvechtbare uitspraak integraal vrijgesproken. Zowel van groepsbelediging (art. 137c Sr) als van aanzetten tot haat cq. discriminatie (art. 137d Sr). Zijn grote dank ging uit naar zijn advocaat Bram Moszkowicz. Maar hij had ook een grote bos bloemen kunnen sturen naar het OM, dat eigenlijk direct dwars lag. Het had de zaak al geseponeerd en kreeg nu van het Hof Amsterdam in een beklagzaak de oekaze om Wilders te dagvaarden. Tja, dan is het niet zo verwonderlijk dat het OM op een lijn zat met de verdediging en vrijspraak eiste.

Nu is Wilders weer de klos en opnieuw gaat het om de eerdergenoemde strafbepalingen. Maar het kardinale verschil is dat Wilders in zijn gewraakte uitspraken van 12 en 19 maart 2014 de pijlen had gericht op de Marokkanen als bevolkingsgroep. En dus niet op het geloof, de islam. Juridisch krijgt de zaak dan een andere dimensie, zij het niet dusdanig als het OM doet voorkomen.

Kort gezegd had Wilders luidkeels verkondigd dat er “minder Marokkanen” moesten komen. Een algemene diffamerende uitspraak, waardoor een bevolkingsgroep in zijn eer en waardigheid wordt aangetast.  De kern van de vrijspraak in 2011 was daarin gelegen dat zijn uitlatingen het geloof van de Marokkanen raakte. Maar kritiek op geloof is in beginsel niet strafbaar. Zoals ook uitlatingen die het gedrag van Marokkanen diskwalificeren niet onder het bereik van deze strafbepalingen valt.

De woorden van Wilders zijn nu echter algemeen van aard en gericht op  de Marokkanen als zodanig. Dat verandert de juridische invalshoek. Na uitgebreid en ongetwijfeld gedegen onderzoek heeft het OM geconcludeerd dat Wilders verdachte is en dat het “in de rede ligt” dat strafvervolging plaatsvindt. Het OM houdt dus nog een slag om de arm. Wil het de opportuniteit van de vervolging nader tegen het licht houden en de mogelijkheid open houden alsnog te seponeren? Het lijkt er wel op.

“Wilders zal worden verhoord over zijn uitlatingen over Marokkanen op 12 en 19 maart 2014 in Den Haag, naar aanleiding waarvan ruim 6400 aangiften zijn binnengekomen”, schrijft het OM donderdag.  De PVV-leider vroeg op 19 maart op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen aan een zaal vol partijgenoten of die ‘meer of minder Marokkanen in Den Haag willen’. De zaal scandeerde daarop dat ze minder Marokkanen willen. “Dan gaan we dat regelen”, antwoordde Wilders. Op 12 maart lanceerde Wilders op een markt in de Haagse wijk Loosduinen voor het eerst zijn slogan ‘minder Marokkanen’. “Hij wordt verdacht van belediging van een groep mensen op grond van ras en aanzetten tot discriminatie en haat”, meldt het OM. Een definitieve vervolgingsbeslissing is nog niet genomen.

Het OM verdenkt Wilders dus  van belediging van een groep mensen op grond van ras en aanzetten tot discriminatie en haat. Wilders stelt dat hij de mening van talrijke Nederlanders onder woorden heeft gebracht en richt nu het vizier op de uitspraken van Samsom en Spekman. Samsom had in 2011 in NRC Handelsblad gezegd dat Marokkaanse jongeren een ‘etnisch monopolie’ op straatoverlast hadden. Spekman had in 2008 tegen Vrij Nederland gezegd: ‘De Marokkanen die niet willen deugen, moet je vernederen, voor de ogen van hun eigen mensen.’ Ook die uitspraken gaan ver en zijn wat mij betreft populistisch en laakbaar.

Volgens het OM zijn Samsom en Spekman echter niet over de schreef gegaan. De uitspraken van Diederik Samsom en Hans Spekman zouden namelijk gaan over Marokkaanse jongens die overlast veroorzaken. Het gaat om uitspraken over gedrag en niet over ras. Uitspraken over gedrag zijn volgens het OM niet strafbaar. Als gezegd is die stelling van het OM juridisch correct. Maar her valt wel wat op af te dingen, al is het maar omdat het onderscheid soms wat gekunsteld aandoet. Zo is de boude opmerking van Samsom wezenlijk gericht op Marokkaanse jongeren en de woorden “etnisch monopolie”  maken die opmerking mogelijk strafbaar. In een beklagprocedure is Wilders zeker niet bij voorbaat kansloos.

Terug naar Wilders. Hij moet zich voor drie feiten verantwoorden en de parameters voor strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens die feiten verschillen.  Wat het ingewikkeld maakt is dat de reikwijdte van de in het geding zijnde strafbepalingen in belangrijke mate wordt bepaald door het EVRM. Artikel 10 EVRM speelt daarbij een sleutelrol. De vrijheid van meningsuiting wordt daarin voorop gesteld, maar er zijn restricties mogelijk voorzover die “bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (…) de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (…)”. Erg helder is het niet geformuleerd (kan ook niet anders). Maar in de rechtspraak van vooral het EHRM zijn die restricties nader omlijnd (hoewel ook daar weer discussie over kan ontstaan). Ik kom hierop terug.

In de drie genoemde strafbepalingen gaat het (o.a.) over “belediging” c.q. “discriminatie” wegens “ras”. Daarbij verdient opmerking dat het begrip “ras” in de artt. 137 c en 137 d Sr op grond van het Verdrag van New York van 1966 ruim moet worden uitgelegd. Ook etniciteit valt er onder. En het lijdt geen twijfel dat Marokkanen, onafhankelijk van hun nationaliteit (dit punt sneeuwde in het programma van Pauw op 9 oktober j.l. onder), een etnische groepering zijn. En dus onder “ras” vallen. Daarmee is aan die voorwaarde voor strafbaarheid voldaan.

Kritiek op Marokkanen is geoorloofd, maar kritiek die deze etnische groep in de  waardigheid aantast, kan strafbaar zijn. Kan, want uit de rechtspraak blijkt dat er veel ruimte is voor (forse) kritiek, zeker als die kritiek in het kader van een publiek debat door politici wordt geventileerd. Onbeperkt is ruimte evenwel niet. Art. 10 lid 2 EVRM laat als gezegd beperking van het recht op vrije meningsuiting onder bepaalde restricties toe. Op grond van de jurisprudentie van het EHRM is voor een dergelijke beperking van de uitingsvrijheid vereist dat daarvoor een “pressing social need” bestaat en dat zij “relevant and sufficient” is en “proportionate to the legitimate aims pursued”. Wanneer die repressie een “chilling effect” heeft, is er sprake van “overkill” en maakt het de kritische burger monddood.

De verdediging van Wilders zal vermoedelijk langs de volgende lijnen lopen.  Betoogd zal worden dat Wilders als politicus in het kader van een publiek debat niets anders heeft gedaan dan de opvattingen van veel burgers te verkondigen. Verder zal ook een beroep worden gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Wilders zal zich een slachtofferrol aanmeten en de uitlatingen van Samsom en  Spekman uitgebreid onder de aandacht brengen. En last but not least zal uiteraard naar voren worden gebracht dat een veroordeling van hem een “chilling effect” heeft, dat er geen “pressing social need” bestond voor strafvervolging, dat strafvervolging “disproportioneel” is etc. Het is allemaal voorspelbaar.

Maar heeft het ook kans van slagen?

Wat Wilders zou moeten worden tegengeworpen is dat zijn in meer of mindere mate opruiende uitlatingen, niet echt als een “bijdrage” aan het publieke debat kunnen worden beschouwd. Ook al, omdat de uitlatingen sèc beschouwd, summier zijn en slechts “sweeping statements” bevatten. Er zal veel discussie ontstaan over de voorwaarde dat er een “pressing social need” moet zijn. Ook hier staat Wilders niet bijster sterk. Het is bekend dat hij de islam verafschuwt. Maar nu zaait hij tweedracht door een bevolkingsgroep over een kam te scheren en als het ware tot tweederangs burgers te kwalificeren. Dat gaat wel erg ver. Ook de commotie is in deze context van belang. Het aantal aangiftes zegt mij niet zoveel, maar het illustreert wel de reuring die zijn opmerkingen teweeg hebben gebracht. Daarbij komt dat het EHRM aan de overheid (lees: OM) een zekere beleidsvrijheid geeft. Een en ander brengt mee dat ik het waarschijnlijk acht dat de rechter een “pressing social need” aanwezig zal achten. Disproportioneel is de strafvervolging ook niet, zeker niet wanneer het blijft bij een lage straf. En dat ligt in de lijn der verwachting. Wat let Wilders overigens om zijn mening dat er minder Marokkanen moeten komen te onderbouwen met feiten, bijv. met cijfers die op het (criminele) gedrag van (bepaalde groepen) Marokkanen betrekking hebben? Die vrijheid heeft hij m.i. nog steeds.

Al met al zal een beroep op art. 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting) geen vruchten afwerpen. En een beroep op het gelijkheidsbeginsel is zeker kansloos. Dat beroep kun je net zo goed omkeren en dan werkt het tegen je. Want als er onterecht onderscheid is gemaakt tussen enerzijds Samsom en Spekman en anderzijds Wilders,  pleit dat zo gezien er voor dat Samsom en Spekman worden vervolgd. En hoeft het niet te betekenen dat Wilders ten onrechte wordt vervolgd.

We zijn er nog niet. Er moeten wat vlekjes worden weggewerkt. En die betreffen art. 137d Sr. Aanzetten tot haat tegen moslims is een forse beschuldiging die nogal wat van het bewijs eist. Het begrip haat is ontleend aan art. 4 Verdrag van New York, maar wordt niet gedefinieerd. Ook het EHRM verschaft in notities over “hatespeech” hierover geen duidelijkheid. Van Dale heeft het over “diepe afkeer, gepaard met het verlangen om die persoon te zien ondergaan”. Dat zit er niet in. Bewezen zal moeten Wilders het opzet heeft gehad (het “ingeblikte” opzet zit in het delictsbestanddeel “aanzetten” besloten) om mensen tot haat tegen moslims te bewegen. Vrijspraak dus. Althans voor dit onderdeel.

Rest het aanzetten tot discriminatie. Dat is ook strafbaar gesteld in art. 137d Sr. Opnieuw geldt het (ingeblikt) opzetvereiste. Maar dat levert hier geen bewijsproblemen op. Discriminatie is gedefinieerd in art. 90 quater Sr. De tekst spreekt boekdelen: “Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast”. Wilders zal hiervoor worden veroordeeld.

De slotsom is dus dat Wilders zal worden veroordeeld wegens groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie. De straf zal licht zijn. Strikt genomen is deze zaak juridisch interessanter dan de vorige, omdat de vrijspraak van meet af aan al in de lucht hing. Maar wat bereik je met dit soort strafprocessen? Toenemende tweedracht en een forum voor Wilders om zijn opvattingen ten beste geven. Die opvattingen zullen niet veranderen en de straf heeft geen toegevoegde waarde. Voor de media smullen geblazen. Allerlei juridisch onkundige journalisten zullen elk woord van Wilders oppikken en verspreiden. Vermoedelijk na die woorden juridisch uit het verband te hebben gerukt. En Wilders is een begenadigd spreker. Hij zal een prachtig toneelstuk opvoeren. Daarbij komt het ethisch dilemma. Het is een feit dat veel Nederlanders de opvattingen van Wilders onderschrijven. Die drijf je steeds meer in een hoek. Eng?

Copyright@Wedzinga2014